De tuin als positieve bijdrage aan de wereld

De Doarpstún

Samen koffiedrinken aan de lange tafel is voor veel van de werkers op De Doarpstún het hoogtepunt van de hele dag. Het gaat over de klus van vandaag: het poetsen van de ramen van de grote kas, maar ook over het thuisfront, de hond en de kat. De tuin als sociale instelling is een beproefde methode, waar de tuin van Snakkebuorren een lange staat van dienst in heeft.

De tuin als positieve bijdrage aan de wereld.

“Soms denk ik wel eens dat we van koffiepauzes aan elkaar hangen”, grapt Gosse Haarsma. Sinds 2022 is hij de tuinder van dit complex, de oudste dorpstuin van Fryslân. Daarvoor had hij zijn eigen microfarm It Griene Libben in Noardburgum en nog eerder was hij tuinder op Âsum, een zelfoogstuin die hij oprichtte in de Leeuwarder stadswijk Techum. Nu werkt hij met zo’n honderd vrijwilligers op de plek waar in Fryslân maatschappelijk tuinieren begon.

“Of ik vooral tuinder of sociaal werker ben? Nu toch in de eerste plaats sociaal werker. Mijn werk concentreert zich rond het sociale element. Mensen komen hier helpen en buiten bezig zijn. Maar ik ben zelf zo fanatiek dat ik de tuin zo mooi mogelijk wil maken en zo mooi mogelijke groente verbouwen. Daar maak ik een sport van, omdat ik daar voldoening uit haal.”

Op De Doarpstún komen alle sporen op Gosses CV bij elkaar. Op de tuin werkt hij met vrijwilligers, die een afstand tot de arbeidsmarkt hebben. In sommige gevallen is die afstand groot en heeft de tuin een belangrijke rol voor tijdsbesteding en sociale bezigheid. Soms sturen de gemeente, het welzijnswerk of het UWV ze voor een werkervaringsplaats of bezigheidstherapie naar de tuin, maar vaak ook komen mensen langs die genoeg hebben van het thuis zitten. “Dat betekent wel dat je soms denkt: ‘maar ik had het toch goed uitgelegd’ en dat ik een klus opnieuw moet doen. En dat alle klussen lang duren, maar aan het eind van de dag hebben we met zijn allen altijd enorm veel werk verzet. De kunst is mensen goed te leren kennen, zodat ze het werk kunnen doen dat goed bij ze past. En stokjes met tape op de juiste plantafstand gebruiken, in plaats van uitleggen dat de plantjes om de 30 centimeter moeten.”

Sociaal cultureel werker

Vóór zijn tuindersleven werkte hij als sociaal cultureel werker in het onderwijs bij jeugdinrichting Het Poortje. “Ik ben ooit mijn opleiding begonnen met de bedoeling: ‘ik wil iets betekenen voor de mensen waar ik mee werk’. Bij Het Poortje – eerst in Veenhuizen, later in Groningen – moest ik met leerlingen in gesprek die uit de klas waren gestuurd. Daarna konden ze dan de klas weer in of als het niet lukte, met de deur op slot op hun kamer. Omdat de leraren ze niet meer wilden, moest ik steeds leerlingen opsluiten die dat echt beslist niet wilden. En die zaten daar niet strafrechtelijk, maar door problemen in hun leven. Het voelde moreel gewoon niet ok. Ik dacht steeds: wie is hier nu mee geholpen?”

De groep koffiedrinkers zwermt uit over de tuin. In de ene kas worden de jonge plantjes verspeend. De andere kas krijgt van binnen en buiten een grote beurt om alle algengroei, die het zonlicht tegenhoudt, weg te halen. Gosse geeft nog een kleine handreiking en vertelt dan: “Vanaf dat moment besloot ik: ik wil iets goeds doen voor de wereld, dat een ander niet als negatief ervaart. En dat deed ik met groenteteelt: duurzame voedselproductie dichterbij de mensen brengen.”

Werkwijze tuinderij

In Snakkebuorren zet Gosse de werkwijze voort waarmee hij op zijn eerdere tuinderijen experimenteerde. Het strokenteelt-concept waarbij de tuin is ingedeeld in bedden van 75 centimeter en 30 meter lang is een idee van de Canadees J.M. Fortier. Hij werkte dit uit als een opzet voor Market Gardening en Gosse past het naar tevredenheid toe. Ook de No Dig-teelt is een belangrijk uitgangspunt, waarbij bedden niet gefreesd of geploegd worden, maar bedekt blijven met compost. Op de tuin worden alleen plantaardige producten verwerkt. “Ik eet zelf al twintig jaar helemaal vegan, maar het heeft lang geduurd voor ik begreep dat ook op de tuin geen dierlijke producten nodig zijn. Maar met groenbemesters en compost kan het prima, dus nu zijn we ook een vegan tuinderij.”

Op het perceel van De Doarpstún wordt al sinds mensenheugenis groente geteeld. In 2001 werd een nieuwe stichting opgericht die onder leiding van Theo van der Molen de oude tuinderij in ere herstelde. Op 2,5 hectare grond worden groenten, fruit, kruiden en bloemen geteeld voor de winkel en de kraam aan de weg. Cultuur en educatie zijn vanaf de oprichting belangrijke peilers geweest voor de dorpstuin. Daarom is er volop plaats voor workshops en evenementen, zoals het jaarlijkse openluchtspel. De tuin wordt gefinancierd door de verkoop van producten, door donateurs en wordt gesteund door de gemeente Leeuwarden.

Bezoekers die het de tuin binnen wandelen, stuiten direct op de bollenborder die net in bloei komt.“Ik vind het belangrijk dat de tuin er mooi uit ziet en een plezierige plek is, want dan halen de mensen hier er ook meer plezier uit. Als de randvoorwaarden ok zijn en mensen hier graag komen, dan begint het pas. Er zijn hier mensen bij die verzuipen in het gewone leven. Maar het is waardevol dat ze er zijn. Om te zorgen dat ze hier in hun element zijn, moet het veilig en vertrouwd en zoveel mogelijk hetzelfde zijn.”

En met een blik over de tuin: “Dit is waar dat helemaal bij elkaar komt. Ik voel nu echt dat ik een positieve bijdrage breng in het leven van mensen. Dat zit hem niet zozeer in het persoonlijke: ik neem niemand onder de arm, ik ben geen therapeut. Maar het is zo mooi om mogelijk te maken dat deze mensen er voor elkaar kunnen zijn.”

Over vitale Friese bodem

“We maken nu voor ieder bed dat we in gebruik hebben een zakje: met lavagruis, zeezout en de sporenelementen die onze grond nodig heeft. We maken met de woelvork de grond los en dan brengen we dat als voeding aan. Zo weten we zeker dat ieder bed krijgt wat het nodig heeft.”

“Ik wist natuurlijk wel hoe een plant werkt, maar ik denk nu nog vaker: wauw, wat gebeurt daar eigenlijk allemaal? Hoe neemt die plant voedingsstoffen op, wat gebeurt er met die schimmels en hoe gaat dat water door de plant heen. Theoretisch wist ik het misschien wel, maar door het project heeft die kennis meer waarde gekregen.”

“We hebben heel waardevolle contacten met andere tuinders opgedaan, wat soms ook vrienden zijn geworden. En ik heb van alles geleerd – over elektrocultuur en bioreacturen, bijvoorbeeld – waarvan ik blij ben dat ik het weet, maar wat ik niet zelf ga toepassen.”

“Aan de analyses en adviezen voor supplementen hebben we heel veel gehad. We hebben in ons roulatiesysteem groenbemesters opgenomen. Dat deden we vorig jaar met een bloemenmix, maar dat werd vooral gras. Nu gaan we het aanpakken met wikke. De kunst is het gras de baas te bijven. Dat gaan we dit jaar leren.”