Gouwe Ouwe Jubileum FMF 50 jaar: Thom Dieles

25 juli 2022

Thom Dieles

“Ik beschouwde mezelf als een speler in een langzaam proces van bewustwording”

Thom (78) werkte 25 jaar voor de Friese Milieu Federatie (FMF) als planologisch medewerker. Via ruimtelijke ordening zette hij zich in voor natuur en landschap. Hij voerde vele juridische procedures om bestemmingsplannen te wijzigen, maar werkte ook met veel geduld en gelobby aan een een mentaliteitsverandering.

Thom: “Ik ben in 1979 begonnen. Daarvoor had ik vier jaar bij It Fryske Gea (IFG) hetzelfde gedaan. IFG werkte destijds nauw samen met de FMF. Zo nauw, dat toen ik van baan veranderde op dezelfde stoel en in dezelfde kamer kon blijven zitten. Ik bleef ook veel doen voor IFG en tot voor kort was ik er ook nog actief in commissieverband.

Milieujongens

De eerste jaren dat ik mij met bestemmingsplannen bezig hield, was de focus vooral juridisch. Ik zette procedures in gang om plannen, die volgens ons verkeerd uit zouden pakken voor natuur en milieu, tegen te houden of te veranderen. In de jaren tachtig veranderde de overheid echter van strategie. Ze ging ertoe over die lastige milieujongens in een vroeg stadium bij hun plannen te betrekken. In de hoop dat medeplichtigheid ons toegeeflijker zou maken. Het resultaat was, dat ik veel commissiewerk ging doen. Maar als het resultaat me niet beviel, klom ik alsnog in de pen. Toch gingen er in die tijd veel minder bezwaarschriften de deur uit.

Ik was de eerste persoon in Friesland die op een “natuurzetel” in een ruilverkavelingscommissie deelnam. Het ging om de ruilverkaveling Midden Opsterland. Vanuit de landbouw kwam er veel kritiek: de boeren vonden dat het de eerste stap was in de verkeerde richting.

 

Invloed

Of ik op deze manier veel invloed kon uitoefenen? Nee, helaas bepaalde vooral de provincie het beleid en de uitvoering. Maar er werd wel naar mij geluisterd. En ik heb vast de geesten wat rijper gemaakt voor natuur, maar mijn invloed was matig. Formeel kon je niks. Ik moest het hebben van lobbywerk. Zo kon ik vaak een één tweetje maken met een ambtenaar van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV).

Kwesties die toen speelden, waren de begrenzing van natuurgebieden en het bewaren van oude landschapselementen. Vooral dat laatste vond ik heel belangrijk. Daarnaast wilden we de waterpeilen rondom natuurgebieden hoog houden, in verband met de biodiversiteit. Dat het veen oxideert, was toen ook al bekend, maar dat zag men niet als een groot probleem. De provincie heeft zich echter nooit aan een hoger waterpeil willen branden. Ze wilden de boeren niet tegen zich in het harnas jagen.

 

Kantelpunt

Toch hield ik altijd de moed erin. En ik genoot van mijn werk. Ik beschouwde mezelf als een speler in een langzaam proces van bewustwording. Verder heerste er bij de FMF een prettig werkklimaat. Ik had veel vrijheid en kon oppakken wat ik belangrijk vond. Daarbij oriënteerde ik me breed. Recreatie, industrie, watersport, werkgelegenheid…. het zijn allemaal bepalende factoren. En dat gaf me voldoening, het idee dat ik deel uitmaakte van de Friese samenleving.

Ik heb nu het gevoel dat er een jaar of vijf geleden een kantelpunt is geweest. Alsof natuur en landschap er opeens veel meer toe doen. Ik vraag me af waardoor dat komt, die plotselinge omslag in het politieke en maatschappelijke denken. Ik hoop dat wij daar ook een beetje aan hebben bijgedragen.

De belangrijkste uitdaging van Friesland voor de komende jaren is, wat mij betreft, het creëren van natuur in de veenweidegebieden. Daarbij dient de natuurdoelstelling voorop gesteld te worden en het agrarische belang ondergeschikt. Anders wordt het niks. Dat is in de afgelopen dertig jaar wel bewezen.

 

Vrijheid

Nu besteed ik mijn tijd voornamelijk aan lezen: fictie en non-fictie. Met zestig jaar kon ik al met pensioen en toen heb ik vijftien jaar lang, ieder jaar een cursus filosofie aan de Seniorenacademie HOVO gevolgd. Dat heeft mijn leven verrijkt. Je leert relativeren. Niets is vanzelfsprekend en alles is mogelijk.

Wat er precies bij de FMF gebeurt, volg ik niet meer. Ik zie wel dat ze niet meer de luis in de pels zijn, die wij ooit waren. Ze opereren meer in het verlengde van het provinciale beleid. Dat komt waarschijnlijk, omdat ze nu op projectbasis worden gefinancierd. In mijn tijd werd de organisatie ondersteund, omdat de provincie het tegengeluid belangrijk vond. Wij reageerden vooral en probeerden tegelijkertijd een richting aan te wijzen. Nu worden er concreet projecten uitgevoerd. Dat past ook beter bij dit tijdsgewricht. En je moet je werk aanpassen, aan de mogelijkheden die de tijd biedt, waarin jij leeft.”