Nieuwe Natuurwet beschermt minder

7 januari 2016

Nieuwe Natuurwet beschermt minder

Vorige maand stemde de Eerste Kamer in met de nieuwe Wet natuurbescherming, ofwel de nieuwe ‘Natuurwet’. De Tweede Kamer deed dat al eerder en is akkoord. Zoals het er nu naar uitziet wordt de nieuwe wet per 1 juli van kracht. Er blijkt meer te gaan veranderen dan je op het eerste gezicht zou zeggen. De soortenbescherming wordt flink uitgehold.

De nieuwe Natuurwet voegt drie bekende natuurbeschermingswetten samen: de Flora- en faunawet (bescherming van soorten), de Natuurbeschermingswet (bescherming van gebieden) en de Boswet (bescherming van het bosareaal). In grote lijnen blijft veel bij hetzelfde. Dat is op zichzelf niet vreemd. De Nederlandse regelgeving op dit gebied wordt namelijk sterk gedomineerd door de achterliggende Europese wetgeving: de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. En die veranderen niet. De bepalingen ten aanzien van vogels en de Europees beschermde soorten zoals de korenwolf en de zandhagedis blijven dus vrijwel gelijk. Hetzelfde geldt voor de bescherming van de Natura 2000-gebieden. Ingrepen met mogelijk schadelijke gevolgen voor deze gebieden moeten nog steeds passend worden beoordeeld. Wel wordt de categorie Beschermde natuurmonumenten afgeschaft. Daar staat tegenover dat de Provincies in de nieuwe Wet eigen natuurgebieden mogen aanwijzen.

De grootste verschillen zitten in het hoofdstuk Soortenbescherming. Onopzettelijk verstoren is niet meer strafbaar. Ook het opzettelijk verstoren van vogels is toegestaan als de staat van instandhouding niet in gevaar is. Maar het verstoren zonder dat er van te voren goed onderzoek is uitgevoerd naar beschermde soorten is wel strafbaar. Als men had kunnen weten dat er gierzwaluwen onder de dakpannen zaten, is vernietiging van hun nesten juridisch gezien ‘voorwaardelijke opzet’ en dus strafbaar. De algemene zorgplicht, op dit moment nog een wassen neus, krijgt zo onder de nieuwe wet meer serieuze aandacht.

De verantwoordelijkheid voor de soortenbescherming komt voortaan volledig bij de Provincies te liggen. Ontheffingen voor bijvoorbeeld het vernietigen van een steenuilenbiotoop, het beschadigen van jaarrond beschermde nesten of het vernietigen van groeiplaatsen van beschermde planten moeten dus in de toekomst niet bij de Minister, maar bij Gedeputeerde Staten worden aangevraagd. Nadeel hiervan is dat het beschermingsregime nu op twaalf verschillende manieren zal worden uitgelegd. Hoeveel vleermuiskasten moeten worden opgehangen als mitigatie voor het verlies van een kraamkolonie dwergvleermuizen? Mag een boom met een roekennest nu wel of niet worden gekapt als er voldoende alternatieve broedgelegenheid is en de functionaliteit van het leefgebied niet wordt aangetast? De ene provincie zal daar strenger mee omgaan dan de andere. Maar eigenlijk is ook dat niet nieuw. Dergelijke verschillen bestaan ook al onder het huidige regime voor die delen van de wet die al eerder naar de Provincie waren overgegaan, zoals het ganzenbeleid.

Opmerkelijk is dat veel soorten in de toekomst aanzienlijk minder beschermd zullen zijn dan nu. Net als nu kent de nieuwe wet meer of minder zwaar beschermde soorten. Naast de categorieën ´Vogels´ en ´Soorten van de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn´ is er ook een categorie minder strikt beschermde ´andere soorten´. Deze staan vermeld in twee bijlagen bij de wet. De soorten van deze lijsten mogen niet worden gedood of beschadigd en hun leefgebieden mogen niet worden vernietigd. Maar verstoren mag voortaan wel, ook als dat opzettelijk gebeurt. Er zijn nogal wat dieren waar dat voor geldt: das, boommarter, waterspitsmuis, gewone en grijze zeehond, adder, ringslang en diverse andere iets minder aansprekende soorten. En veel nu nog beschermde planten, zoals verschillende orchideeën, sleutelbloemen, blauwe zeedistel, parnassia en de zonnedauw mogen straks gewoon weer worden geplukt. Kleine modderkruiper, de bittervoorn, de rietorchis en heel veel vlindersoorten genieten zo meteen, buiten de algemene zorgplicht, helemaal geen bescherming meer. Veel soorten gaan er dus onder de nieuwe wet behoorlijk op achteruit.

Vreemd genoeg genieten juist algemene soorten als bruine kikker, gewone pad, bosmuis, huisspitsmuis, veldmuis en konijn straks als ‘ andere soort’ weer volop bescherming, de drie muizen overigens alleen buiten erven en gebouwen. Wat de wetgever bezielt heeft om juist deze soorten toe te voegen is mij onduidelijk. Deze toevoeging zal het draagvlak voor natuurbescherming wel eens flink kunnen ondergraven, zoals dat ook bij de start van de Flora- en faunawet het geval was. Hun leefgebieden mogen niet zonder ontheffing worden vernietigd. Het tweede lid van artikel 3.10 vereist bovendien dat plannen die mogelijk schadelijk zijn voor deze soorten alleen mogen doorgaan als er geen andere bevredigende oplossing is. Voor een ringslang of een grote vuurvlinder kan ik mij dat voorstellen, maar voor zeer algemene soorten als de veldmuis of de bruine kikker lijkt mij dat toch minder werkbaar.

Samenvattend: waar er in de bescherming van gebieden en Europees beschermde soorten niet veel zal veranderen, stapelt de conflictstof zich rond de overige soortenbescherming hoog op. Daar zit natuurminnend Nederland niet op te wachten.

Zie hier een handig overzicht van De Wet natuurbescherming op hoofdlijnen

Eerder verschenen blogs van Dolf Logemann zijn te lezen op: Dolf’s Natuurblog

Dolf Logemann is adviseur Ecologie en Natuurbeleid in de Adviesgroep Milieu & Leefomgeving van ARCADIS Nederland, vooral vanuit de vestigingen Assen en Apeldoorn (Noord- en Oost-Nederland). Zijn specialiteit is de combinatie van inhoudelijke, bestuurlijke en procesmatige projecten, gerelateerd aan ecologie en ruimtelijk beleid.