RES 1.0 opgeleverd, Fryslân wil 3.0 TWh bijdragen

6 juli 2021

RES 1.0 opgeleverd, Fryslân wil 3.0 TWh bijdragen. Hoe nu verder?

Vorige week hebben alle regio’s hun Regionale Energie Strategie (RES1.0) opgeleverd aan het Rijk. Fryslân wil 3.0 TWh bijdragen aan de landelijke klimaatdoelstelling van 35 TWh in 2030. Daarvan is het overgrote deel (2.5 TWh) reeds in zicht middels hernieuwbare energieprojecten welke al zijn vergund. Voor de resterende 0.5 TWh dienen nog concrete plannen te worden ontwikkeld. Naar het zich laat aanzien dient de Friese bijdrage aan de nationale opgave met name door zonneparken te worden gerealiseerd. In onze regio is echter nog geen dialoog gevoerd over hoe, waar en op welke wijze duurzame energie gestalte dient te krijgen. Hoe nu verder?

Vanzelfsprekend is de energietransitie belangrijk. Behoud van het karakteristieke Friese landschap, van natuurwaarden, van een mooie en prettige leefomgeving, van een economische basis voor de landbouwsector, zijn evenzeer belangrijk. Draagvlak voor (of maatschappelijke acceptatie van) de energietransitie ontstaat pas als het ene doel niet bovengeschikt wordt gesteld aan de andere doelen. Het gaat er om goede ruimtelijke inpassing van wind- en zonprojecten mogelijk te maken op basis van een gezamenlijk bepaalde balans tussen het belang van energie, natuur, landschap, landbouw en leefomgeving. Daarvoor is van belang dat niet iedere overheid, gemeenten en provincie, in Fryslân eigenstandige keuzes maakt over die balans. Alle overheden in Fryslân dienen tot een gezamenlijk ruimtelijk afwegingskader te komen over de vraag waar het komend decennium wind- en zonprojecten worden toegestaan en waar niet. Stevige beleids- en afwegingskaders in het aanwijzen van mogelijke ontwikkellocaties voor duurzame energie, zijn tot dusverre niet of nauwelijks gemaakt. De landschap en natuur, die toch al enorm onder druk staan, dreigen de dupe te worden. Om te bepalen waar en hoe we met oog voor natuur en landschap energieprojecten in de regio kunnen realiseren dienen in ieder geval de volgende inhoudelijke aspecten worden meegenomen.

 

Regionale toekomstvisie en koppeling verschillende gebiedsopgaven

Begin met een grondige verkenning. Welke ruimtevragers zijn er, en welke transitieopgaven en ontwikkelingen worden voorzien? Welke toekomstvisie hebben we voor 2030 en 2050? Door hierbij ook buiten het domein van de energietransitie te kijken, wordt een integrale benadering mogelijk en komen regionale koppelkansen in beeld. Vanuit een gebiedsvisie kan zo een integraal ontwikkelplan ontstaan. Uitdagingen die mogelijk tegelijk kunnen worden aangepakt zijn onder meer: transitie naar kringlooplandbouw, klimaatadaptatie, recreatieve netwerken, versterking van groenstructuren, bestrijding van veenoxidatie, vernatting en habitatverbetering voor doelsoorten.

Regionale strategie voor omgang met natuur en landschap

Onze regio bevat verschillende landschapstypes en natuurwaarden en vormt zo zijn eigen identiteit. Elk landschapstype vraagt om een eigen specifieke benadering. Bovendien houdt de natuur zich doorgaans niet aan gemeentegrenzen en stopt de beleving van het landschap daar niet ineens. Het schaalniveau van de RES is daarom beter geschikt om de bestaande kenmerken en kwaliteiten van natuur en landschap te onderzoeken. Er zijn verschillende deelgebieden te onderscheiden: gebieden die een ruimtelijke samenhang vertonen en/of gemeenschappelijke kenmerken, kwaliteiten of knelpunten bezitten. Door een volledige en transparante analyse kan bepaald worden wat een acceptabele impact in een deelgebied is en welke plaatsingsstrategie daarbij het beste past. Per deelgebied volgen dan eigen randvoorwaarden voor projecten. In sommige deelgebieden zal verantwoorde ontwikkeling niet of nauwelijks mogelijk blijken zoals bijvoorbeeld het Waddengebied, NNN en het IJsselmeer. In andere gebieden kunnen hoge ecologische of landschappelijke waarde worden gerespecteerd door strenge voorwaarden te verbinden aan energieprojecten. Ook geeft deze aanpak de mogelijkheid om te differentiëren tussen deelgebieden (en tussen regio’s onderling). Daardoor behouden of krijgen die een onderscheidend karakter: sommige deelgebieden krijgen een grotere rol in de energieproductie, waar in andere deelgebieden de bestaande kwaliteiten juist onverenigbaar zijn met hernieuwbare energieopwekking.

 

Zorgvuldig en zuinig ruimtegebruik centraal

Ruimte is schaars en natuur en landschap staan onder toenemende druk. Energiebesparing staat daarom op de eerste plaats. Daarnaast is het zaak om daken en andere bebouwde oppervlakken (parkeerterreinen, braakliggende bedrijfslocaties, etc.) optimaal te gebruiken voor energieopwekking. We zien dat de benutting van dit areaal achterblijft. Extra stimulering, in de vorm van financiële prikkels en ontzorging, is hard nodig. Zo kunnen we onnodige belasting van ruimte voorkomen. Dat neemt niet weg dat de RES-opgave voor een groot deel buiten de gebouwde omgeving ligt. Hier is zorgvuldigheid van groot belang: neem bij de uitwerking van zon- en windprojecten de aanwezige kwaliteiten van het landschap als uitgangspunt en maak samen met de omgeving een plan voor het ruimtegebruik in de komende tijd. Soms kan dit door aan te sluiten bij bestaande landschapsstructuren (inpassing). Bijvoorbeeld door zonneparken aan te laten sluiten bij de verkavelingsstructuur. In andere gevallen is ‘aanpassen’ of ‘transformeren’ van het bestaande landschap de beste optie. Door te kiezen voor een passende plaatsingsstrategie kan er optimaler gebruik worden gemaakt van de ruimte zonder de landschappelijke kwaliteiten verloren te laten gaan.

Stimuleer meervoudig ruimtegebruik

Projectlocaties voor energieopwekking kunnen vaak ook op andere manieren van waarde zijn voor mens en natuur. Door slim te ontwerpen zijn er diverse combinaties denkbaar, zoals met recreatie, sport, educatie, voedselproductie, klimaatadaptatie, cultuurhistorie en biodiversiteit. Hiermee kan de maatschappelijke meerwaarde van projecten worden vergroot en de druk op het landschap worden verlicht.

Creëer meerwaarde voor natuur en landschap

Bij een gedegen ecologisch ontwerp kunnen zonnevelden en windturbines ook zorgen voor een toegevoegde waarde voor natuur en landschap. De natuurwaarden kunnen versterkt worden door op de projectlocatie passende inrichtingsmaatregelen te treffen: aanleg van bosschages of natuurvriendelijke waterpartijen, inzaaien van kruidenrijk gras of een extensief beheer waardoor de bodem kan herstellen. De kans op een ‘plus’ is groter in gebieden met een lage ecologische uitgangswaarde, en met een groenplan dat zorgvuldig is afgestemd op specifieke doelsoorten, gebruik makend van inheemse en gebiedseigen beplanting. Concepten als EnergieTuinen kunnen uitkomst bieden. Maar de compensatie kan ook buiten het plangebied plaatsvinden, door (een deel van) de opbrengsten van het energieproject daarvoor in te zetten.

De landschapswaarden kunnen versterkt worden door delen van het landschap (weer) toegankelijk en/of recreatief aantrekkelijk te maken, bestaande elementen te behouden en te integreren in het ontwerp en door structuren en landschapselementen te herstellen.

 

Experimenteerruimte voor vernieuwende toepassingen

De ontwikkelingen rondom de opwekking van hernieuwbare energie zijn de afgelopen decennia in een stroomversnelling gekomen. Windturbines en zonnepanelen worden steeds efficiënter en er komen nieuwe toepassingen en technieken beschikbaar. Vertaling naar de praktijk blijkt echter weerbarstig: pilots zijn hard nodig om innovatieve technieken, maatregelen en functiecombinaties (ten behoeve van natuur en landschap) te onderzoeken en marktrijp te maken. Hierbij valt te denken aan bifacial en lichtdoorlatende zonnepanelen, maar ook aan verbeterde stilstandvoorzieningen bij windmolens, en combinaties van zonnepanelen met akkerbouw of vernatting. Ook na 2030 zullen de regio’s nog werken aan verdere opschaling van grootschalige energieopwekking uit zon en wind. Door ruimte te maken voor innovatieve pilotprojecten, kan de regio de komende jaren ervaring opdoen met nieuwe concepten. Zo wordt er actief bijgedragen aan beter inpasbare energietechnieken op de (middel)lange termijn.

Voor Friese natuur en zijn de volgende processtappen in de uitvoering van de RES1.0 van belang:

  • Inventariseren. Breng landschappelijke en natuurwaarden en andere restricties van de regio in kaart (zoals bijvoorbeeld momenteel wordt gedaan i.k.v. NNN2.0 en ‘Klimaatmaatlandschappen’ door de Provincie Fryslân).
  • Afwegen. Verdeel de regio in deelgebieden, breng prioriteit aan en werk per deelgebied een gebiedsvisie en randvoorwaarden uit.

Ontwikkel en versterk een stevig landschappelijk raamwerk met als uitgangspunt voor dit raamwerk dat de energietransitie een actieve bijdrage levert aan het versterken van natuur en landschap.

  • Integraal, Natuurinclusief Ontwerpen. Bepaal werkwijze en routekaart waarmee de regio haar energieplannen ten uitvoer kan brengen. Stel ontwerpkaders op, aansluitend bij de gebiedsvisies en randvoorwaarden.

Richt een toetsingssysteem in voor de beoordeling van projectplannen.

  • Monitoren, evalueren en bijsturen. Leg vast wat er wordt gemonitord en door wie. Evalueer, leer en stuur bij.

Het uur U is aangebroken; de regio moet nu echt zo snel mogelijk aan de bak. Ruimtelijke inpassing en maatschappelijk draagvlak voor de te ontwikkelen duurzame energieprojecten zijn noodzakelijk.

Volgens onze analyse is de rol van burgers bij de totstandkoming van de RES echter fors achtergebleven. En juist participatie is een voorwaarde voor het behalen van de doelstellingen in de RES’en en het Nationaal Klimaatakkoord.

Neem voor meer informatie contact op met:

Profiel Gerard Adema

Gerard Adema

Senior Adviseur Klimaat & Energie